Daas wordt als een bijvoeglijk naamwoord (daas) en een werkwoord (dazen, daasde, gedaasd) in de Nederlandse
taal gebruikt.
Het bijvoeglijk naamwoord 'daas' is een synoniem voor de volgende woorden:
-
beuzelaar
-
suf (versuft)
-
dwaas (verdwaasd)
-
gek
-
onbegrijpelijk
-
dof
-
geesteloos
-
mat
-
soezerig
-
warhoofd
-
zwamkous
-
onwijs
-
onnozel
-
raar.
Als werkwoord wordt 'dazen' (dazen, daasde, gedaasd) gebruikt om aan te geven dat er langdurig en breedsprakerig
over een onderwerp wordt uitgeweid zonder dat de lengte van het gesprokene iets wezenlijks toevoegt. Als zodanig is
'dazen' een synoniem voor de volgende begrippen:
-
ijlen
-
raaskallen
-
bazelen
-
(druk) zwammen
-
(druk) zwetsen
-
(druk) leuteren
-
dwaze praat uitslaan
-
doorpraten
-
kletsen
-
zotteklap uitslaan
-
onzin praten / onzin uitslaan / onzin vertellen
-
lang en druk praten
-
flauw praten.
Enkele zinnen die het gebruik van 'daas' illustreren zijn:
-
Dat lawaai maakt me daas.
-
Ik vind het een daas plan.
-
Wat een daze redenering!
Ook in enkele gedichten wordt